Abraham en Sara, Isaak en Rebekka, Jakob en zijn gezin – allemaal trokken ze rond en woonden ze in tenten.
Geen vaste woonplaats
Nomaden zijn bevolkingsgroepen die geen vaste woon- of verblijfplaats hebben en meestal met hun vee rondtrekken. ‘Halfnomaden’ wonen bepaalde perioden op een vaste plek. Abraham en zijn familie waren zo’n rondtrekkende groep. Met hun bagage op kamelen trokken ze van de ene plaats naar de andere. Meestal sloegen ze hun tenten op in een vruchtbaar gebied waar water was.
Wonen in tenten
Nomaden woonden in tenten. Deze waren gemaakt van doeken van geweven geitenhaar, die met touwen en houten pinnen vastgemaakt werden. Geitenharen doeken waren waterdicht, maar hielden ook de warmte van de zon tegen. Een tent was in twee gedeelten verdeeld, een helft voor de mannen en een helft voor de vrouwen. De grond was bedekt met kleden en matten om op te zitten. Meubels had men niet, omdat men telkens verder trok en deze moeilijk mee te nemen waren.
Tip: Lees de verhalen van Abraham en Sara, Isaak en Rebekka en Jakob en Esau.
Haal ‘m bij jou in de boekhandel of bestel ‘m online!
Deze website maakt gebruik van cookies om uw ervaring te verbeteren. Door gebruik te maken van deze website gaat u akkoord met onzer Gegevensbeschermingsbeleid.